vrijdag 28 februari 2014

Terug bij af?

ine-haast-omweg[1]

Vanmiddag in Wageningen geweest en gesproken met Tom. Het heeft me toch weer op het spoor gezet van de sociale kant van het leren (zie o.a. Verbinding als verbindend woord). Als het werkt, dan denk ik dat te kunnen merken aan mijn inzet en plezier waarmee ik de laatste twee weken op zoek ga naar antwoorden. Op naar de ‘buitelandstudenten’.

De vraag - de werktheorie – de kritische evaluatie - het zoekgebied

De ‘buitenlandstudenten’ belanden soms in lastige leersituaties die ze vooral alleen op moeten lossen. Ik denk dat een sociaal leernetwerk de buitenlandstudenten behulpzaam zal zijn bij het oplossen van leervraagstukken. Ik zal moeten onderzoeken of een netwerk van alleen medestudenten het meest krachtig is, of dat het wenselijk is om de leergemeenschap aan te vullen met andere studentgroepen (peers) of experts (zoals docenten of experts uit praktijk).

Het instituut, waar de opleiding CTO deel van uitmaakt, heeft in haar strategisch beleidsplan opgenomen te willen investeren in Professionele Leergemeenschappen (PLG’s). Tegelijkertijd is er nog geen duidelijk omkaderd beeld van wat een PLG is en waar dit aan moet voldoen. Ik denk dat mijn verkenningen nu vooral uit moeten gaan naar hoe sociale leergemeenschappen uitkomsten zouden kunnen bieden bij het leren in afstandssituaties en/of werkleren.

Op mijn lijstje met interessante namen staat nu in elk geval: Bood en Coenders (COP) en Bolhuis (Leren en veranderen). Maar ook Kessels (Corporate curriculum), Goodyear (Netwerkleren), … geven wellicht richting.

Aan de slag…

donderdag 27 februari 2014

Parallelle processen

parallel_universe[1]

In de afgelopen weken heb veel (opnieuw) gelezen. Ik denk dat ik die sterke leesbehoefte heb omdat bepaalde vragen duidelijker worden en ik steeds meer op zoek ben naar bepaalde antwoorden.

Parallele processen

Sinds ik in mijn vaardigheidslessen met deeltijd-studenten op het begrip parallel-processen ben gestuit geeft dit een extra dimensie aan mijn eigen leerprocessen. Ik vind het fijn om parallel-lopende processen te ‘aanschouwen’ en te betrekken bij het reflecteren op mijn eigen ontwikkeling.

In de zoektocht “hoe leren mensen?” kijk ik ook steeds naar mijn eigen leren. Ik zie mezelf erg genieten van de “kennis-creatie-gesprekken” op de opleiding in Wageningen. Ik ervaar dat ook als verregaand leren. Op andere momenten zie ik mezelf last hebben van mijn manier van leren. Ik ben geneigd kennis-creatie-momenten uit de weg te gaan omdat ik twijfel aan mijn eigen mogelijke inbreng. Wat vertaat men nu eigenlijk onder kenniscreatie? En wat is de relatie met het “(sociaal) constructivisme”? Want over parallelle processen gesproken… juist in deze periode is de opleiding Creatieve Therapie bezig de visie op leren op papier te zetten.

Visie op (sociaal) constructivisme

De visie op leren staat als volgt omschreven:

“Centraal in het leerconcept van CTO staat de sociaal constructivistische opvatting over leren en het inrichten van leerprocessen.
      Het sociaal constructivisme stelt dat leren een actief proces is waarbij de lerende zelf de informatie en ervaringen verwerkt om het geleerde betekenis te kunnen geven (Ng en Bereiter, 1992). Deze nieuwe informatie en ervaringen vallen op hun plaats door ze te koppelen aan bestaande kennis en ervaringen. De nieuwe betekenis en het nieuwe construct wordt in bepalende mate beïnvloed door reacties en opvattingen uit de sociale omgeving (Witteman, 2001).
     Het – als opleiding - handelen vanuit een sociaal constructivisme opvatting plaatst leren direct in een relevante, sociale context en beïnvloedt daarmee de transfer naar de werkpraktijk op een positief wijze.”

In gesprek met mededocenten wordt me bevestigd dat er behoefte is aan meer verdieping. Kijkend naar onze ‘buitenlandstudenten’ komen er vragen bij me op als: “Hoe ziet dat actieve proces van de lerende er dan idealiter uit?” en “Wat is de rol van de sociale omgeving?”. “Kennis maak je met elkaar (Loesje)” staat er gekscherend (?) in de CTO-visie op leren. Maar dan vraag ik me af hoe studenten dat doen die in het buitenland stage lopen. Wie moeten ze daarvoor vragen?

Ik zou graag proberen de visie op leren op deze en andere punten aan te vullen vanuit recent onderzoek. Hoe kan ik meer basis creëren waardoor we in de didactische uitbouwing, bijvoorbeeld bij de ‘buitenlandstudenten’ betere keuzes kunnen maken. Bovendien hoop ik dat deze paper een basis kan leggen voor een onderzoek onder de huige ‘buitenlandstudenten’. Immers als er een gedeelde kijk is op leren, kan ik ook onderzoeken of daar in het afstandsleren aan wordt voldaan.

Twee aanknopingspunten?

Om een raamwerk te creëren zal ik de processen en dimensies van Illeris beschrijven. Het lijkt, in de visie van CTO, te gaan om een soortgelijke indeling, waarbij er aandacht is voor betekenisgeving via een actief proces van de lerende en de beïnvloeding vanuit de sociale omgeving.

Het andere aanknopingspunt is een reeks artikelen over drie metaforen van leren (Paavola, Lipponen en Hakkarainen). Naast de acquisitie- en interactiemetafoor werken zij een derde metafoor uit: kenniscreatie. Wat me aanspreekt is de aandacht die ze hebben voor kenniscreatie, vanuit verschillende auteurs en modellen. Het geeft juist oor die aanpak een brede kijk op kenniscreatie. Met name het model van Nonaka en Takeuchi spreekt me aan. In het expliciet maken van impleciete kennis zitten aspecten van de acquisitie-metafoor waarbij de interactie van belang is. Ik zie overeenkomsten met de moeite die creatief therapeuten ervaren bij het expliciet maken van de werkende bestanddelen in hun therapie-sessies. Knowledge Building van Bereiter spreekt me ook aan vanwege de aandacht aan het werken met concepten, ideeën en ‘artefacten’. Juist in complexe processen (ik denk aan stagelopen in het buitenland) kan conceptualiseren, delen, helpen bij het reflecteren en oplossen van de problemen die lerenden tegen komen in de praktijk.

Opzet

Met de vakantie voor de boeg hoop ik dat ik hiermee een opzet heb gevonden. Ik hoop een nadere verken en de insteek vanuit de 3 metaforen, meer houvast geven en aanknopingspunten bieden aan de opleiding voor een verdieping van onze visie op het sociaal constructivistische leren. Ik wil Illeris daarbij gebruiken als eerste globale raamwerk. De drie metaforen kunnen hierop een verrijking zijn, waarbij het creëren van nieuwe kennis en betekenisgeving worden belicht vanuit een breder perspectief: als aspecten van sociale kennisgemeeenschappen.

Wat ik nog moeilijk kan vatten is:

  1. Wat is mijn hoofdconcept hierin? Ik ben op zoek naar eeninvulling van het ‘holle’ begrip sociaalconstructivisme. Dus dat is mijn hoofdconcept. Klopt dat?
  2. Dus wat zet ik dan in histories perspectief? Is dat het sociaal constructivisme? En wat zijn dan de twee nauwverwante concepten?
  3. Hoe verhoudt trialogisch zich hierin? Juist die inbreng vanuit verschillende opvattingen maakt dat dit me zo aanspreekt en zo passend lijkt bij CTO, maar dat is al weer te veel een didactisch model. Klopt dat?

zondag 23 februari 2014

In de MotivatieFlow

Dankzij het Skype gesprek met Martin Falcke, die mij op het spoor zette van Maarten Vansteenkiste ben ik lekker aan de slag, denk ik :-) De ZelfDeterminatie Theorie blijft me triggeren. Vooral omdat het een positieve theorie is en deze toepasbaar is op zowel lerenden als werknemers. In mijn geval zijn leerkrachten dat namelijk.De extrinsieke motivatie is werknemersgericht en de intrinsieke motivatie zou als lerende moeten ontstaan. De hoofdvraag die ik me gesteld heb is: Welke opgedane kennis rond de Zelf Determinatie Theorie kan ik gebruiken om de extrinsieke motivatie, van de leerkrachten bij de opdrachtgever, te laten evolueren in intrinsieke motivatie. Daarbij in mijn achterhoofd houdend acht dat het gaat om zelf gestuurd aan de slag te gaan met ICT bekwaamheid. Zelfsturing en zelfregulering laat ik even voor wat het is, ook informeel leren en Planned Behaviour moeten even wachten, die staan geparkeerd. Met name Planned Behaviour (Ajzen) vind ik trouwens nog steeds prima passen bij motivatie en ga daar zeker nog op terugkomen. In de reflectie kijk ik ook terug op de reeds door mij gemaakte fouten, voortschrijdend inzicht door zojuist opgedane kennis dus. Het sluitstuk moet wat mij betreft komen uit het boek Vitamines van Groei van Maarten Vansteenkiste dat deze week in mijn brievenbus gaat vallen. Een hele massa publicaties heb ik inmiddels van hem doorgelezen, het schrappen en weggooien van papers en bronnen blijft doorgaan gedurende het schrijven. Lekker is wel dat de eis 3 internationale bronnen voor mij in elk geval een aantal Belgische bronnen opleveren en dat is ook internationaal.
Vanmorgen kwam ik onderstaand model tegen, waarin zowel Planned Behaviour als de ZelfDeterminatie Theorie weer gecombineerd is. Misschien ga ik ook wel proberen (dat mag blijkbaar in dit thema) een model te bedenken.[bron]

Ik heb mezelf de opdracht gegeven in de weekenden 500 woorden per dag te schrijven en vanaf volgende week (3 maart) elke avond aan de slag te gaan. Streven is om 7 maart de eerste definitieve versie klaar te hebben en te versturen naar een aantal tegenlezers. De eerste leesbare inleiding (500 woorden) heb ik inmiddels in onze COP parkeerplaats gezet, wie weet krijg ik nog kritische vragen. Ik ga dus lekker, heel benieuwd naar de ontwikkelingen van mijn COP-genoten.

woensdag 19 februari 2014

Verbinding als verbindend woord

Zomaar even de blog gebruiken om wat gedachtes van vandaag te onthouden...

Welke sociale omgeving speelt hier?

Als studenten gaan stage lopen wordt dan de lijn met thuis (de vertrouwde omgeving, waartoe school, studenten en docenten behoren) dunner? Anders gezegd: wordt de link met daar (de stageplek) groter? Het is volstrekt aannemelijk dat hele andere dingen belangrijk worden.

Welke vorm van leren verwachten we?

De nieuwe cultuur en context kosten veel energie. Bij stagelopen in het buitenland is de overgang misschien wel te groot. Is er sprake van een stapsgewijze opbouw? Wordt van studenten niet een transformatief leren verwacht, terwijl studenten daar nog niet aan toe zijn? En wat is er eigenlijk nodig om te kunnen transformeren?

Wie doen het wel goed?

Bij leren op afstand valt de verbinding met de bestaande omgeving weg. Geen medestudenten meer, geen docentondersteuning. Hoe zit het met studenten die wél ondersteuning ervaren?

De meester en zijn verantwoordelijkheid?

Bij stage lopen gaan studenten meer verantwoording dragen. Tegelijkertijd speelt de adolescentie (comming of age) een rol. De veranderde positie (leerling wordt meester) heeft een invloed op de identiteit.

Verbinding? Welke verbinding?

Kijkend naar het model van Illeris heeft de verandering van context invloed op de participatielijn. Dit zegt iets over de verbinding.

donderdag 13 februari 2014

Een hoofd en twee nauwe verwanten...

Tja, ik had even behoefte aan wat afleiding... Hieronder een eerste aanzet. Het deel theorie (waar het natuurlijk om gaat bevat alleen nog wat gedachtes over te behandelen concepten, waarvan de hoofdvraag verwoord is in de tekening.

Inleiding

CTO (Creatieve Therapie Opleiding) is een HBO opleiding binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Creatieve en psychomotorische therapeuten kunnen aan de slag binnen maar ook buiten de vele zorg- of maatschappelijke instellingen. Ze behandelen cliënten met psychische, psychosociale problemen en/of handicaps. De creatief therapeut specialiseert zich in het gebruik van drama, muziek, of beeldend vormen. De psychomotorisch therapeut maakt gebruik van bewegings-en lichaamsgerichte werkvormen.

De visie op onderwijs is als volgt verwoord: “Onze overtuiging is dat een krachtige leeromgeving - op basis van sociaal-constructivistische uitgangspunten - de meeste kansen biedt voor het inrichten van effectieve onderwijsprocessen. In zo’n krachtige leeromgeving wordt het leren georganiseerd, gebeurt het leren in samenwerking met anderen en zijn de te leren taken authentiek en op de realiteit/toekomst gericht.” Verwijzing visie op onderwijs.

Het onderwijsmodel is daarnaast gebaseerd op competentiegericht leren. Belangrijke leerbronnen voor de student zijn: werk-en hoorcolleges, workshops, trainingen, literatuur, symposia, experts, docenten en medestudenten. De praktijk is echter de belangrijkste leerbron binnen de opleiding. Hier komt de student de beroepstaken tegen in al hun complexiteit en kan hij laten zien dat hij competent is. In de praktijk is krijgt de student feedback op zijn beroepshandelen van werkers uit de praktijk en van de doelgroep zelf.

Van de student wordt verwacht dat deze een groeiende zelfsturing laat zien en verantwoordelijkheid neemt voor de eigen beroepsontwikkeling. Ten eerste omdat verantwoordelijkheid nemen en zelfsturing een positief effect hebben op de motivatie van studenten. Ten tweede omdat de samenleving en het werkveld voortdurend veranderen. Verwijzing studiehandleiding. Dat vraag om een professional die zich blijvend ontwikkelen. De opleiding ondersteunt en stimuleert dit met de aandacht in het programma voor o.a. reflectievaardigheden (meta-handelen).

Jaarlijks lopen tussen de 15 en 20 studenten een stage in het buitenland of in een uithoek van nederland, waardoor het voor hen niet mogelijk is om het terugkomonderwijs op de vrijdagen te volgen.Tijdens de stage werken studenten aan hun competentieontwikkeling middels ervaringen en door de opleiding ontwikkelde opdrachten. Enkele van deze (deel)opdrachten zijn aan het leren in het buitenland aangepast maar verder volgen de studenten grotendeels hetzelfde onderwijsprogramma als de studenten uit het terugkomonderwijs.

Een aantal leerbronnen is echter niet toegankelijk voor de student in het buitenland, waaronder de werk-en hoorcolleges, workshops, trainingen en symposia. Maar ook het face-to-face contact met studenten en docenten is vaak lastig. Hierdoor mist de student belangrijke leerelementen die onderdeel zijn van de verschillende leerbronnen.

In de evaluatie geven studenten aan een gemis te ervaren aan docentbegeleiding. Ook docenten en management geven aan niet tevreden te zijn over de praktijkstage in het buitenland. Omgekeerd kan de opleiding leren van deze situatie. Als een oplossing gevonden kan worden waarbij studenten weer met en van medestudenten kunnen leren en meer contact hebben met de docenten voor inhoudelijke en methodisch begeleiding, kortom, als de beperkingen van de afstand kunnen worden opgeheven kan de opleiding studenten een rijke leerervaring bieden op diverse locaties in de wereld.

In deze paper worden enkele belangrijke leerprincipes belicht die een onderbouwing vormen voor samen leren op afstand.

Wat ik nu nog mis: Wat trekt mij? Wat is mijn verbondenheid met het leerpsychologisch onderwerp? en Wat is de hefboom?

Theorie

Wat is het overkoepelend thema? En wat zijn de nauw verwante thema’s? Kies ik CSCL als hoofdonderwerp en bijvoorbeeld CESILE (en KF) en … als nauw verwanten, dan ben ik volgens mij echt té didactisch bezig.

Ik kan ook kiezen om Samenwerkend leren als hoofonderwerp uit te werken en Situated learning (COP) en bijvoorbeeld computergebaseerde leeromgevingen als nauwverwante onderwerpen. Ze staan alle drie uitgewerkt bij het thema Constructivisme in Valcke. Maar dan nog, vraag ik me nog steeds af hoe ik op hoofdlijnen kan blijven (leerpsychologische thema's) in plaats van de onderwijsconcepten/instructieaanpakken uit te werken.

Hmmm, maar ook in het voorbeeld vanuit MLI lijkt het te gaan om nauwverwante onderwijsconcepten:

"(voorbeeld: onderwerp is communities of practice, verwante onderwerpen kunnen zijn: professionele leergemeenschap; leernetwerken; kenniskringen)"

Vanuit de onderwijsvisie van de opleiding is het voor de hand liggend om samenwerkend leren (groepswerk) te behandelen. Valcke haalt de overduidelijke bewijzen aan van de positieve effecten van samenwerkend leren (Valcke, blz 278). Het gaat om de positieve impact op: kennisconstructie, een positieve motivatie en leerhouding, het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het ontwikkelen van metacognitie. Het dient als de onderlegger voor de beschreven situatie van het afstandsleren. Het computer supported collabarative learning is een methode om samenwerkend leren op te zetten.

Andere lijnen die goed passen: Een toelichting op het sociaal constructivisme met Vygotsky (Leren is een sociaal proces/zone van naaste ontwikkeling), Bruner, Piaget en Dewey. Situated Learning (COP): Lave & Wenger

CSILE: Bereiter/Scardamalia (waarom staat dit niet in Valcke?????? net als Illeris overigens). Ik denk dat dit te veel een didactische uitwerking is… net als PI en CSCL (het ondersteunen en begleiden van het leerproces met behulp van computer). Maar wat is de status hiervan? De houdbaarheidsdatum? Zijn er al nieuwere opvattingen?

En dan zijn er nog andere interessante theoriën:

  • Feedback: Hattie & Timperley en de rol van Peer's
  • Reflectie: Korthagen
  • Reflective practitioner
  • Ecologie/logische niveaus: Bateson (maar wat is het verband :( )
  • 3 metaforen: Hakkarainen, Paavola, (sluit erg aan bij mijn opvattingen, maar hoe past dit?)
  • Trialogisch leren als didactische verwerking van de 3 metaforen?
  • Ruimte/Ba’s: Nonaka & Takeuchi (interessant, welke rol spelen de ruimtes bij leren op afstand?)
  • En waar hoort netwerkleren?

Andere vragen/gedachten: transfer en authentieke situatie en conceptuele conflicten/arousel...

Het verband tussen al deze lijnen?

Hoe kies ik een hoofdconcept en de twee nauwe verwanten?

maandag 10 februari 2014

Verschil tussen psychologie, leervisie en concepten

Ik had behoefte om te schematiseren.
Ik blijf moeite houden met het verschil tussen de diverse theorieën die we lezen. Nog maar eens het overzicht er bij pakken wat Karin zo mooi gevonden had.


zondag 9 februari 2014

Visie op visie op leren


Kijkend naar het Progressive Inquiry-model, hobbel ik nog steeds heen en weer tussen "Processing Research Problem" en "Creating Working Theories". Vanwege de noodzaak bij te blijven met het lezen van literatuur kom ik voortdurend in aanraking met een berg informatie en concepten, zonder dat ik al weet wat het te onderzoeken probleem nu eigenlijk is.

Bijtend in eigen staart

Wat is nu precies het probleem met die 'buitenlandstage'? Van wie moet het leren nu verbeteren? En welk leren moet er dan verbeteren? In mijn antwoorden lijk ik in rondjes te cirkelen. Ik weet niet waar ik beginnen moet en bijt mezelf steeds weer in mijn eigen staart.

Sociaal constructivistische kijk op leren

Centraal in de leervisie van CTO staat de sociaal constructivistische opvatting over leren en het inrichten van leerprocessen.

"Hierin wordt leren gezien als een actief proces, waarbij de lerende zelf informatie en ervaringen verwerkt om het geleerde betekenis te kunnen geven (Ng en Bereiter, 1992). Deze nieuwe informatie en ervaringen vallen op hun plaats door ze te koppelen aan bestaande kennis en ervaringen. De nieuwe betekenis en het nieuwe construct wordt in bepalende mate beïnvloed door reacties en opvattingen uit de sociale omgeving (Witteman, 2001). Het – als opleiding - handelen vanuit een sociaal constructivisme opvatting plaatst leren direct in een relevante, sociale context en beïnvloedt daarmee de transfer naar de werkpraktijk op een positief wijze."

Focus

De visiebeschrijving helpt te focussen. Het verschil tussen de constructivistische en de sociaal constructivistische opvatting zit in de rol van de sociale omgeving. De terugkomdag (alleen voor de studenten die niet in het buitenland studeren) is helemaal ingericht om te leren volgens de sociaal constructivistische leeropvatting, waarbij medestudenten en docenten de sociale context vormen. Het curriculum is voor voor de 'buitenlandstudendenten' niet aangepast. Wie vormen voor deze studenten dan de sociale context?

Werktheorie

Hierbij een nieuwe poging om de stap naar "Creating Working Theories" te maken:

In het buitenland, zonder terugkomdag, komen belangrijke principes van de sociaal constructivistische opvatting onder druk te staan. Voor het zelf betekenis geven aan het geleerde kan de student immers niet de reacties of percepties van medestudenten of docenten gebruiken.

Kritische evaluatie

Ik zal dit werktheorietje nu als blog posten en 'delen met de leergemeenschap'. Op naar de volgende stap: Het kritisch evalueren of de theorie stand houdt in de richting van een nieuwe theorie.